Job


Jobs vroomheid houdt stand ook bij de zwaarste beproeving (1,1-2,13)
Jobs bittere klacht (3,1-26)
Elifaz’ eerste rede: Niemand lijdt onschuldig (4,1-5,7)
Elifaz’ eerste rede (vervolg): Na kastijding zegen (5,8-27)
Jobs eerste antwoord aan Elifaz: Job in zijn vrienden teleurgesteld (6,1-30)
Jobs eerste antwoord aan Elifaz (vervolg): Het leven is zwaar (7,1-21)
Bildads eerste rede: God straft naar recht (8,1-22)
Jobs eerste antwoord aan Bildad: Tegen God kan niemand op (9,1-35)
Jobs eerste antwoord aan Bildad (vervolg): Wat bedoelt God met zoveel lijden? (10,1-22)
Sofars eerste rede: Job verootmoedige zich voor de alwetende God (11,1-20)
Jobs eerste antwoord aan Sofar: Gods bestuur schijnt willekeurig (12,1-25)
Jobs eerste antwoord aan Sofar (vervolg): Job wil zijn zaak aan God voorleggen (13,1-28)
Jobs eerste antwoord aan Sofar (slot): Na de dood geen verwachting meer (14,1-22)
Elifaz’ tweede rede: Hij handhaaft, dat de goddeloze te gronde gaat (15,1-35)
Jobs tweede antwoord aan Elifaz: Hij beroept zich op God tegen God (16,1-22)
Jobs tweede antwoord aan Elifaz (vervolg): Hij verwacht van het leven niets meer (17,1-16)
Bildads tweede rede: De goddeloze gaat zeker te gronde (18,1-21)
Jobs tweede antwoord aan Bildad: Ondanks alles is zijn hoop op God (19,1-29)
Sofars tweede rede: Na korte voorspoed komt de goddeloze om (20,1-29)
Jobs tweede antwoord aan Sofar: De voorspoed der goddelozen schijnt duurzaam (21,1-34)
Elifaz’ derde rede: Job bekere zich van zijn zware zonden (22,1-30)
Jobs derde antwoord aan Elifaz: Job wenst zich voor God te verdedigen (23,1-17)
Jobs derde antwoord aan Elifaz (vervolg): Slaat God acht op het lot der verdrukten? (24,1-25)
Bildads derde rede: Geen mens rechtvaardig voor God (25,1-6)
Jobs derde antwoord aan Bildad: Wie kan Gods grootheid verstaan? (26,1-14)
Jobs laatste redenen: Geen verwachting voor de goddeloze (27,1-23)
Jobs laatste redenen (vervolg): De wijsheid voor de mens onvindbaar (28,1-28)
Jobs laatste redenen (vervolg): De vroegere dagen van voorspoed en eer (29,1-25)
Jobs laatste redenen (vervolg): Zijn tegenwoordige ellende (30,1-31)
Jobs laatste redenen (slot): Hij betuigt voor het laatst zijn onschuld (31,1-40)
Eerste rede van Elihu: Hij kan niet langer zwijgen (32,1-22)
Eerste rede van Elihu (slot): God spreekt op verschillende wijzen tot de mens (33,1-33)
Tweede rede van Elihu: God handelt niet onrechtvaardig (34,1-37)
Derde rede van Elihu: Gerechtigheid baat wel de mens, maar niet God (35,1-16)
Vierde rede van Elihu: Beproeving beoogt bekering (36,1-33)
Vierde rede van Elihu (slot): Gods majesteit in de natuur (37,1-24)
Des HEREN eerste antwoord aan Job: Zijn almacht in de schepping en zijn voorzienigheid (38,1-39,33)
Job verootmoedigt zich voor God (39,34-38)
Des HEREN tweede antwoord aan Job: Job tone zijn macht (40,1-9)
Des HEREN tweede antwoord aan Job (vervolg): Beschrijving van het nijlpaard (40,10-19)
Des HEREN tweede antwoord aan Job (slot): Beschrijving van de krokodil (40,20-41,25)
Job herroept en doet boete (42,1-6)
Jobs gezegend einde (42,7-17)

Job:   1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42

Bijbel index