Avondlied
1 Voor de koorleider. Bij snarenspel. Een psalm van David.
2 Als ik roep, antwoord mij,
o God mijner gerechtigheid,
die mij ruimte maakt in benauwdheid;
wees mij genadig en hoor mijn gebed.
3 Gij mannen, hoelang is mijn eer tot versmading,
hoelang hebt gij ijdelheid lief, jaagt gij de leugen na? sela
4 Weet toch, dat de HERE Zich een gunstgenoot heeft afgezonderd;
de HERE hoort, als ik tot Hem roep.
5 Weest toornig, maar zondigt niet;
spreekt in uw hart op uw leger, en zwijgt. sela
6 Brengt offers naar de eis
en vertrouwt op de HERE.
7 Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien?
verhef over ons het licht uws aanschijns, o HERE!
8 Gij hebt meer vreugde in mijn hart gegeven
dan toen hun koren en most overvloedig waren.
9 In vrede kan ik mij te ruste begeven en aanstonds inslapen,
want Gij alleen, o HERE, doet mij veilig wonen.
Psalmen: | 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 |