De Psalmen 85


Bede om Israëls herstel


1 Voor de koorleider. Van de Korachieten. Een psalm.

2 Gij zijt uw land goedgunstig geweest, o HERE,
in het lot van Jakob hebt Gij een keer gebracht;
3 Gij hebt de ongerechtigheid van uw volk vergeven,
al hun zonden bedekt. sela
4 Gij hebt weggedaan al uw verbolgenheid,
U afgewend van uw brandende toorn.

5 Herstel ons, o God van ons heil,
doe teniet uw afkeer van ons!
6 Zult Gij voor altoos tegen ons toornen,
uw toorn uitstrekken van geslacht tot geslacht?
7 Zult Gij ons niet doen herleven,
opdat uw volk zich in U verheuge?
8 O HERE, toon ons uw goedertierenheid,
en schenk ons uw heil!
9 Ik wil horen wat God, de HERE, spreekt;
want Hij zal van vrede spreken
tot zijn volk en tot zijn gunstgenoten;
maar laten zij niet terugkeren tot dwaasheid.
10 Waarlijk, zijn heil is nabij hen die Hem vrezen,
zodat heerlijkheid in ons land woont.
11 Goedertierenheid en trouw ontmoeten elkander,
gerechtigheid en vrede kussen elkaar,
12 trouw spruit voort uit de aarde,
en gerechtigheid ziet neder van de hemel.
13 Ook zal de HERE het goede geven,
en ons land zal zijn gewas voortbrengen;
14 gerechtigheid zal voor Hem uitgaan
en zijn schreden richten op de weg.

Psalmen:   1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22  23  24  25  26  27  28  29  30  31  32  33  34  35  36  37  38  39  40  41  42  43  44  45  46  47  48  49  50  51  52  53  54  55  56  57  58  59  60  61  62  63  64  65  66  67  68  69  70  71  72  73  74  75  76  77  78  79  80  81  82  83  84  85  86  87  88  89  90  91  92  93  94  95  96  97  98  99  100  101  102  103  104  105  106  107  108  109  110  111  112  113  114  115  116  117  118  119  120  121  122  123  124  125  126  127  128  129  130  131  132  133  134  135  136  137  138  139  140  141  142  143  144  145  146  147  148  149  150

Bijbel index