Bede om Israëls herstel
1 Voor de koorleider. Van de Korachieten. Een psalm.
2 Gij zijt uw land goedgunstig geweest, o HERE,
in het lot van Jakob hebt Gij een keer gebracht;
3 Gij hebt de ongerechtigheid van uw volk vergeven,
al hun zonden bedekt. sela
4 Gij hebt weggedaan al uw verbolgenheid,
U afgewend van uw brandende toorn.
5 Herstel ons, o God van ons heil,
doe teniet uw afkeer van ons!
6 Zult Gij voor altoos tegen ons toornen,
uw toorn uitstrekken van geslacht tot geslacht?
7 Zult Gij ons niet doen herleven,
opdat uw volk zich in U verheuge?
8 O HERE, toon ons uw goedertierenheid,
en schenk ons uw heil!
9 Ik wil horen wat God, de HERE, spreekt;
want Hij zal van vrede spreken
tot zijn volk en tot zijn gunstgenoten;
maar laten zij niet terugkeren tot dwaasheid.
10 Waarlijk, zijn heil is nabij hen die Hem vrezen,
zodat heerlijkheid in ons land woont.
11 Goedertierenheid en trouw ontmoeten elkander,
gerechtigheid en vrede kussen elkaar,
12 trouw spruit voort uit de aarde,
en gerechtigheid ziet neder van de hemel.
13 Ook zal de HERE het goede geven,
en ons land zal zijn gewas voortbrengen;
14 gerechtigheid zal voor Hem uitgaan
en zijn schreden richten op de weg.
Psalmen: | 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 |