De HERE, de heilige Koning van Israël
1 De HERE is Koning. Dat de volken beven.
Hij troont op de cherubs, de aarde siddere.
2 De HERE is groot in Sion,
Hij is verheven boven alle volken.
3 Dat zij uw grote en geduchte naam loven;
heilig is Hij.
4 Want de sterkte des Konings heeft het recht lief,
Gij hebt rechtmatigheid gevestigd,
recht en gerechtigheid hebt Gij in Jakob gedaan.
5 Verhoogt de HERE, onze God,
buigt u neder voor de voetbank zijner voeten;
heilig is Hij.
6 Mozes en Aäron waren onder zijn priesters,
Samuël onder hen die zijn naam aanriepen;
zij riepen tot de HERE en Hij antwoordde hun.
7 Hij sprak tot hen in de wolkkolom;
zij hebben zijn getuigenissen onderhouden,
de inzettingen die Hij hun gegeven had.
8 HERE, onze God, Gij hebt hun geantwoord,
Gij zijt hun een vergevend God geweest,
hoewel wraak oefenend over hun daden.
9 Verhoogt de HERE, onze God,
buigt u neder voor zijn heilige berg,
want: Heilig is de HERE, onze God.
Psalmen: | 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 |